-
1 compete with someone for
Wedijveren met iemand over iets -
2 rival
n. concurrent; tegenstander--------v. wedijveren met, concurreren metrival1[ rajvl] 〈zelfstandig naamwoord; bijvoeglijk naamwoord〉————————rival2〈werkwoord; rivalled〉2 evenaren -
3 contest
n. wedstrijd--------v. deelnemen aan een wedstrijd; vechten voor; appelleren; in hoger beroep gaancontest1[ kontest] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 krachtmeting ⇒ strijd, (kracht)proef2 (wed)strijd ⇒ prijsvraag, concours3 twist(gesprek) ⇒ geschil, debat————————contest2[ kəntest]1 twisten ⇒ strijden, wedijveren♦voorbeelden:1 contest against/with • strijden/wedijveren metII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
4 lutter
lutter [luutee]〈 werkwoord〉1 strijden2 vechten♦voorbeelden:lutter de bonté • wedijveren in goedheidvstrijden, vechten -
5 own
adj. van mij (van jou, van haar, etc.); zelf--------v. behoren tot; dank verschuldigd zijn aan; erkennen; bezittenown1[ oon] 〈bijvoeglijk naamwoord; voornaamwoord〉1 eigen ⇒ van … zelf, eigen bezit/familie♦voorbeelden:mind one's own business • zich met zijn eigen zaken bemoeienthey ate of their own cooking • zij aten uit hun eigen keukenleave someone to his/her own devices/resources • iemand aan zijn lot overlatenan own goal • een doelpunt in eigen doelput/set one's own house in order • orde op zaken stellentake the law into one's own hands • het recht in eigen handen nemen, voor eigen rechter spelentake matters into one's own hands • de zaak zelf onder handen nemenlet someone stew in his own juice • iemand in zijn eigen vet/sop gaar laten kokenbe one's own man/master • zijn eigen heer en meester/onafhankelijk zijnthe truth for its own sake • de waarheid op zich(zelf)my time is my own • ik heb de tijd aan mezelffor one's own use • voor eigen gebruiknot have a moment/minute/second to call one's own • geen moment voor zichzelf hebbenhe finally came into his own • eindelijk kreeg hij wat hem toekwamit has a value all its own • het heeft een heel bijzondere waardemay I have it for my own? • mag ik het echt hebben?/houden?he has a computer of his own • hij heeft zijn eigen computerfor reasons of his own • om persoonlijke redenenhave a way of his own • zo zijn eigen manier van doen hebbenmy own self • ikzelf, ik persoonlijkin his own (good) time • wanneer het hem zo uitkomt/uitkwam→ come into come into/————————own2♦voorbeelden:he owned to having said that • hij gaf toe dat hij dat gezegd hadII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
6 competition
n. wedstrijd, zich meten (met); aankunnen; mededingen[ kompətisjn]1 wedstrijd ⇒ toernooi, concours2 competitie ⇒ wedijver, rivaliteit, concurrentie♦voorbeelden:2 what sort of competition are we up against? • wat voor tegenstander hebben we?we're in competition with the best teams of Europe • we moeten wedijveren met de beste ploegen van Europa -
7 contest against/with
contest against/withstrijden/wedijveren met -
8 emulate
-
9 hold one's own with/against
hold one's own with/against -
10 we're in competition with the best teams of Europe
we're in competition with the best teams of EuropeEnglish-Dutch dictionary > we're in competition with the best teams of Europe
-
11 lutter de vitesse
lutter de vitesse -
12 disputer
disputer [diespuutee]♦voorbeelden:→ goûtII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 betwisten ⇒ bestrijden, wedijveren♦voorbeelden:→ terrain1 ruzie maken ⇒ elkaar in de haren zitten, harrewarren♦voorbeelden:1. v1) discussiëren2) wedijveren3) spelen [sport]4) berispen2. se disputerv1) ruziën -
13 contend
v. wedijveren, strijden, twisten; betogen, beweren[ kəntend]1 wedijveren ⇒ strijden, twisten♦voorbeelden:contend for • strijden omcontend with difficulties • met problemen (te) kampen (hebben)II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 betogen ⇒ (met klem) beweren, stellen -
14 messen
messen1 (af-, op)meten, toetsen2 meten, een bepaalde afmeting hebben♦voorbeelden:an ihm gemessen • in vergelijking met hemjemanden an seinen Leistungen messen • iemand op zijn prestaties beoordelenFlüssigkeiten misst man nach Litern • vloeistoffen meet men in liters2 sie misst 1,65 m • zij is 1,65 m lang1 zich meten ⇒ wedijveren, concurreren♦voorbeelden:1 er kann sich mit ihr an Talent nicht messen • hij kan met haar in, qua talent niet wedijveren -
15 rivaliser
rivaliser (de) [rievaaliezee]〈 werkwoord〉1 wedijveren (in) ⇒ mededingen, concurreren♦voorbeelden:rivaliser de générosité • proberen elkaar te overtreffen in edelmoedigheidv(de) wedijveren (in) -
16 combattre
combattre [kõbaatr]♦voorbeelden:combattre de politesse • met elkaar wedijveren in beleefdheidII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 vechten met, tegen ⇒ strijden tegen, bestrijden 〈 ook figuurlijk〉1 met elkaar vechten ⇒ elkaar bevechten, bestrijden1. v 2. se combattrev -
17 heranreichen
heranreichen♦voorbeelden: -
18 kämpfen
kämpfenI 〈overgankelijk & onovergankelijk werkwoord〉1 strijden, vechten 〈 ook figuurlijk〉♦voorbeelden:wir hatten mit Schwierigkeiten zu kämpfen • we hadden met moeilijkheden te kampenmit dem Tod kämpfen • met de dood worstelensie kämpfte mit den Tränen • ze kon haar tranen nauwelijks bedwingen¶ 〈 spreekwoord〉 gegen Dummheit kämpfen Götter selbst vergebens • tegen onverstand is geen kruid gewassen1 strijden, een wedstrijd houden ⇒ spelen, wedijveren1 zich doorslaan, zich er doorhelpen -
19 compete
v. zich meten (met); aankunnen; deelnemen in een wedstrijd[ kəmpie:t]1 wedijveren ⇒ meedingen, concurreren♦voorbeelden:1 how many teams will be competing? • hoeveel ploegen doen er mee? -
20 affronter
affronter [aafrõtee]1 trotseren ⇒ tarten, het hoofd bieden aan1 met elkaar in botsing komen ⇒ op elkaar stuiten, wedijveren♦voorbeelden:1. v1) trotseren, het hoofd bieden (aan)3) samenbrengen2. s'affrontervslaags raken, tegen elkaar uitkomen
Страницы
- 1
- 2